Puur

‘In de natuur is alles eerlijk, ontdaan van verdorvenheden of andere vermommingen, zoals bomen die zich anders voordoen en opeens weghollen omdat het opgejaagde dieren blijken te zijn die met uitsterven worden bedreigd. De natuur kent geen vermomming, een plant is een plant, een boom is een boom en een vogel vliegt. Die eenvoud, de eerlijkheid hebben wij collectief gewurgd. Mensen zijn bange wezens, we verschuilen ons achter een muur of trekken een façade op.’
Eleonora, de vriendin van haar moeder neemt een slok van haar brandnetelthee. Gewurgd? Wat een rare benadering. Eleonora zet met haar handen extra kracht bij.
Haar moeder kijkt in de spiegel. ‘Nou, wat je zegt Eel, ik weet vaak ook niet meer wie mijn eigen pure ik is.’
‘Dat weet niemand El, we zijn te ver verwijderd van ons eigen ik. De vraag is: ‘Durven we onszelf ooit te aanvaarden om wie we echt zijn?’
Elvis pakt een roze koek van de schaal. ‘Er zijn dieren die zich goed kunnen vermommen in de natuur hoor, bladeren hebben trouwens ook schutkleuren.’
‘He gets, dat is ook zo, de natuur is dus ook al een grote schertsvertoning.’
Eleonora plaatst haar designerbril iets rechter op haar neus. ‘Ik wil mezelf wel recht in de ogen kijken Elvis, ergens diep van binnen zie ik mezelf.’
Haar moeder schilt een avocado. ‘Jij bent nog zo puur Elvis, zo ontluikend als een Keizerskroon met zijn prachtige glanzende bladeren.’ Haar vette handen graaien door Elvis’ haar.
Zo puur vindt ze zichzelf niet meer. Seks, drugs & rock ‘roll, de vaste waardes die volgens haar vader haar naam bezegelen, heeft ze allang nageleefd. Al haar vrienden doen het, ze kan moeilijk achterblijven.


Ze was niet eens echt benieuwd naar een biertje. Haar vader deed er nooit moeilijk over. Alles wat hij verbood zou als een boemerang bij haar terugkeren. Dus mocht ze dat biertje, ze vond er niet veel aan, de spanning van een te veroveren schat ontbrak. Waar anderen zich stortten op een kratje, vond zij het na een paar bier wel weer genoeg.
Het eerste blowtje nam ze in het gras samen met haar vriend Travis, een tweede volgde, en een derde. Dat was niet volgens afspraak met haar vader, hij stond er namelijk op het samen met hem te doen. Ze wist niet zo goed of ze het hem zou vertellen, de hele middag spookte het door haar hoofd, totdat ze hem ’s avonds moest bellen. Haar benen wogen vijfhonderd kilo, hij moest haar optillen en in de auto schuiven. Ze dacht dat ze een saucijzenbroodje was en gilde voor de oven waar haar vader haar in schoof. Hij gaf haar een tik op de wang wat haar nog meer van streek maakte. De dag erna was ze nog steeds stoned, ze verknalde haar wiskundetoets door bij alle vijf vragen in te vullen: ‘Ik heb nooit wiskunde gehad op de saucijzenbroodjesschool.’ Haar gemiddelde cijfer daalde naar een vier.
Omdat haar vader niet gelooft in straffen, volgde er geen huisarrest of gameverbod. Wel negeerde hij haar een week lang. Het maakte haar ziek. Ze miste zijn stomme grapjes, hun eenstemmigheid. Ze was te ver gegaan, het voelde als verraad. Misschien had hij jarenlang uitgekeken naar dat moment van samen een haaltje van een jointje nemen, om haar te beschermen voor inhalig gedrag. Was hij er maar bij geweest, dan was het anders verlopen. Dan had ze niet zo hard aan die lange sigaret gezogen, zaten haar longen nog op z’n plek en was ze nog in staat geweest om te fietsen. In plaats daarvan voer ze gesprekken met bomen, namen de wolken haar op en zweefde ze met gesloten ogen boven het gras, zomaar op een woensdagmiddag.
Samen met Travis maakte ze haar entree in een gekmakende fantasiewereld. Toen ze door kabouters in smoking met bolhoeden op achterna werd gezeten, wilde ze eruit stappen. De trein gierde door, het maakte haar kwetsbaar en slap. Travis kon haar kneden naar elke vorm, wat hij ook deed. Hij begon zacht, als een trage zoen trokken de uren voorbij daar in zijn armen in het gras, de knappe Travis uit het examenjaar was haar kussen. Ze werden van de aarde los gezogen en zagen hun docenten schuilen in de wolken. Travis was ruw geweest, te sterk voor haar slappe lijf. Ze liet het gebeuren en was in staat geweest de schaamte weg te stoppen en het niet meer terug te laten keren in haar lijf, op haar netvlies.
In de week van zijn stille oorlog zag haar vader dat ze leed, haar moeder kwam met kopjes thee aan maar jammerde een week lang over haar een voor wiskunde. Ze was niet te spreken over haar beschamende gedrag en dreigde met het inperken van haar vrijheid. Toch volgde ze de blik van haar vader op en liet het bij dat ene dreigement. Haar moeder was ‘the good cop’, haar vader was the bad one. Hij gijzelde haar in zijn zwijgzaamheid. Een week later riep hij haar naam op vlakke toon. Ze had moeten vechten om hem weer terug te winnen.

Zo snel is puurheid verloren, in vergankelijkheid is het zijn diepte kwijtgeraakt. ‘Mam, je weet dat ik niet meer puur ben.’
‘Wat bedoel je nou? Je bent tot in de essentie van goud.’ Het diamantje duwt ze voorzichtig in haar oorlel. ‘Ach, joh, doel jij nou op dat ene keertje, dat blowtje?’
‘Ach, wat zoet.’ Ellendige Eleonare glimlacht haar wit gebleekte tanden bloot. ‘Elvis, wij zijn verpest door afgebrokkelde stenen, aangetast cement. Door de jaren heen hebben wij muren opgetrokken en andere weer afgebroken.’
‘Zoiets als de naoorlogse wederopbouw waar we nooit aan zijn toegekomen.’ Haar moeder lacht, Eleonore schaterlacht mee.
‘Met wie waren jullie dan in oorlog?’
‘Met onszelf natuurlijk, altijd met onszelf.’
‘Wat een eenzame strijd moet dat zijn.’
‘Een gevecht in solitude Elvis, laat jou dat niet gebeuren.’ Eleonore schenkt een beetje rum in haar thee.
‘Precies, als je dan toch per se strijd wil, dan altijd in gevecht met een ander gaan.’ Ook in de thee van haar moeder verspreidt de rum zich. ‘Jij mag ook wel een beetje hoor Elvis, tenminste als je moeder het goed vindt.’
‘Ik drink hem het liefst in pure vorm.’
Haar moeder gooit haar theekop leeg in de gootsteen. ‘Ik ook eigenlijk, dat is toch de allerfijnste smaak, het houdt ons ook nog eens in balans. Let maar op Eel, moeten we je straks weer naar huis rijden.’
‘Welnee, ik blijf lekker op de bank slapen, wat kan mij het allemaal schelen, ik heb al genoeg geleden en gestreden in eenzaamheid. Ik heb recht op gezelschap. Toch, El?’

Donald en Joe

‘Donald en Joe zaten op de wip, Joe was blij, Donald keek wat sip.’
Hoe vaak moet ze nog naar die stomme grappen van haar vader luisteren?
‘Elvis, dit moment zul je je altijd herinneren. De dag dat Trump plaats moet maken voor een nieuwe, betere president.’
‘Wie zegt nou dat Biden beter is? Het zijn twee oude mannen waar alle fut uit is.’
Hij stopt met het veteren van zijn sneakers. ‘Die Biden heeft toch een jonge uitstraling? Moet je kijken hoe stevig hij in zijn schoenen staat.’
‘Hij loopt tegen de tachtig, over twee jaar schiet hij in zijn scootmobiel door het Witte Huis. Waarom schuiven ze geen jonge kandidaat naar voren, een Kodi Smit bijvoorbeeld.’
‘Wie?’
‘Die acteur van X-men.’
‘Ja zeg Elvis, ik kijk ook liever naar een Scarlett Johansson of een Angelina Jolie maar niet alle acteurs kunnen zomaar president worden.’
‘Wel hoor, kijk maar naar Reagan en Trump.’
‘Trump is toch geen acteur?’
‘Wel hoor, hij heeft zelfs in ‘Home alone’ gespeeld en in andere films maar altijd als zichzelf.’
‘Dan telt het niet.’
Dit is nou weer zo’n opmerking die ze niet begrijpt maar beter kan negeren, voordat ze in een discussie belandt die nergens toe leidt.
Haar vader gaat er eens goed voor zitten. Hij gooit zijn benen languit, het flesje bier zet hij stevig aan zijn lippen. ‘Trouwens, wij hebben Kamala Harris.’
Hij slaat zich op de borst alsof hij haar zelf heeft gecreëerd.
‘Wie is wij?’
‘Wij, het mannelijke deel van de wereldbevolking. Die vrouw is toch een geweldige verschijning. Over een paar jaar neemt zij in een prachtig jurkje het stokje over, daar kan ik nu al naar uitkijken.’

Haar moeder komt met tassen boodschappen binnen, de broccoli bovenop luidt weer een soepdag in. Elvis haat soepdagen, prei, broccoli, pompoen, zelfs van sperziebonen of bieten pureert haar moeder soep, maar altijd zonder ballen. ‘Ballen zijn voor bakkers, boswachters, boeren en brandweermannen, die hebben ze nodig voor het harde werken. Wij werken niet hard, wij ademen slechts.’ Haar ouders zijn eigenaardige wezens die ze soms niet kan volgen. Vroeger ging ze er tegenin maar ze weet inmiddels dat dingen voorbij gaan, ook deze opmerking is het niet waard om de diepte in te gaan.
De tas wordt zorgvuldig uitgepakt, ‘Over wie hadden jullie het?’
Haar vader neemt een flinke slok van zijn bier en kijkt Elvis aan. Als hij denkt zich achter haar te verschuilen, heeft hij het mis. Ze bladert door haar telefoon en negeert zijn vragende blik.
‘Over wie hadden jullie het nou?’
‘Over Trump,’ schielijk kijkt hij haar aan.
De wenkbrauwen van haar moeder maken een rare beweging. ‘Maar ik hoor je net zeggen: “Daar kan ik nu al naar uitkijken.”‘
‘Ja, ik kan uitkijken naar het moment dat die man eindelijk iets anders gaat doen in plaats van zijn land naar de afgrond te helpen en de wereld mee te nemen in zijn geestelijke wanordelijke staat van zijn.’ Haar vader geeft Elvis een knipoog.
Zo eenvoudig komt hij er niet vanaf, dat zou wat moois zijn. ‘Wat vind jij eigenlijk van die vice-president?’
Hij gaat rechtop zitten en slaat zijn benen over elkaar, ‘Wie, ik?’
Elvis kijkt hem uitdagend aan.
‘Mwah, niks bijzonders, ze doet mooie beloftes maar ik weet niet of ze het echt meent.’
Bruusk gooit haar moeder een zak wortelen op grond. ‘Wat bedoel jij nou, Bart Hammers? Niks bijzonders? Die vrouw is de allereerste vrouwelijke vicepresident in de Amerikaanse geschiedenis, bovendien is ze zwart, met ook nog eens een behoorlijke staat van dienst.’
‘Mag je dat wel zo zeggen, zwart?’
Haar moeder kleurt rood. ‘Dat moet je zeggen Elvis, tegenwoordig is het zwart en wit. Blank mag niet meer, ons koloniale verleden doet ons de das om wat dat betreft. Maar ik ben nu even met je vader bezig.’
Haar vader richt zich weer op zijn veters. Een pak koffie uit de tas wordt op het aanrecht gegooid. ‘Hoe kun jij nou aan haar twijfelen? Jij hebt soms zo’n ouderwets gedachtegoed. Jullie mannen willen de wereld beheersen en het eigenlijk bij het oude laten. Stiekem verlangen jullie allemaal naar de tijd van voor Aletta Jacobs. Wij vrouwen moeten ons altijd onderdrukt voelen. Weet jij wel hoeveel strijd wij moeten leveren, elke dag weer om gezien en gehoord te worden, hoe vaak horen wij gefluit alsof we een circushondje zijn, hoe vaak worden we uitgekleed door gretige ogen? Viezeriken zijn jullie, allemaal. Jullie jagen erop los met dat seksuele dier tussen de benen maar wij laten ons niet koeioneren, hoor je me? Ik heb diep, diep respect voor die vrouw. Diep, diep respect. Want die krijgt het niet gemakkelijk hoor, ze gaan haar natuurlijk dwarsbomen, haar hele doopceel lichten.’
De wortelen worden kreunend van de grond geraapt. ‘En ze is ook nog eens een plaatje om te zien, of zie jij dat ook anders?’
Haar vader tikt op zijn flesje. ‘Nee, natuurlijk vind ik dat ook.’
‘Als ik het niet dacht, stelletje seksistische dieren zijn jullie. Mannen reageren altijd zo instinctief, jullie zijn gewoon niet verder gekomen dan de oertijd. Wat zeg ik je, we moeten nog verder terug lang voordat de aarde zijn vorm vond. Jullie komen rechtstreeks uit een zwart gat.’
Ze loopt met de wortelen op Elvis af. ‘Ik vertel het je nog wel een keer Elvis, over Aletta Jacobs, jij moet ook weten hoe de vork in de steel zit. Wij vrouwen komen van ver, we hebben moeten strijden voor jouw en mijn onafhankelijke status in de samenleving.’

Ze slaat zusterlijk een arm om haar heen en houdt haar stevig vast. ‘Wees een Kamala, nooit een Joe. Zij mag natuurlijk al het werk doen, terwijl hij met de eer strijkt. Maar ze is natuurlijk niet gek, ze kan lekker oefenen voordat zij zich kandidaat stelt.’
Ze bijt hard in een bospeen. ‘Stel je voor, de eerste vrouwelijke en zwarte president van Amerika. Dat wordt wat. Wat een mijlpaal. Wat een grensoverschrijdende doorbraak zal dat zijn, de wereld die op z’n kop wordt gezet door twee vrouwenhanden. Daar kan ik nu al naar uitkijken.’

Foto door Andrew Neel op Pexels.com

How dare you

De speech splitst de klas in drieën, een deel haat haar, een derde omarmt de klimaatactiviste en er is altijd een deel dat geen mening heeft. Greta Thunberg maakt de tongen los tijdens de les maatschappijwetenschappen. Stegemans draagt sneakers, hij loopt op springkussentjes. Waarom willen mannen van boven de vijftig toch altijd jong lijken? Haar vader probeert zich ook bij haar leeftijd aan te sluiten, terwijl hij een veertiger is. Als hij vrienden van haar ontmoet, gaat hij spiegelen. Dan staat hij net als Daan met zijn armen over elkaar, en wiebelt hij van de ene op de andere voet. Ook lacht hij om grappen die niet zo bedoeld zijn en gebruikt hij taal die niet bij hem past, ‘cool, cool, cool.’

Vrouwen willen ook jong blijven, alle vriendinnen van haar moeder zijn overharige meisjes van twaalf. Ze gooien hun haren over de schouders en giebelen in hun veel te strakke broeken. Haar moeder is de meest normale van het stel, die kan nog weleens in een jumpsuit en een veel te lange trui op de bank hangen, ‘Ouder worden is niet leuk hoor Elvis.’ Volgens haar moeder is het een etterende puist vol vrouwenellende. Zweetlakens, dito oksels, huilbuien, lachbuien, depressies, rimpels, hangborsten, haaruitval, urineverlies, en grijs haar. Ze weet van Daans moeder dat vaginale droogheid er ook bijhoort. Dat had ze liever niet geweten en al helemaal niet hoe al die vrouwen dat oplossen. Greta Thunberg is een jaar ouder dan Elvis maar ook zij zal al last hebben van vaginale droogheid. Hoe kan ze anders zo ongelukkig kijken terwijl ze ruim elf miljoen fans heeft, die door haar inzet tot inzicht zijn gekomen? Elvis wil niet bij die groep horen. Ze wil best nadenken over het klimaat maar niet omdat die heks dat bij haar zou losmaken.

‘En Elvis, wat vind jij van Greta’s speech?’ Stegemans huppelt op zijn sneakers langs. De schoenen piepen op het marmoleum. ‘Ik vind het een vervelend kind.’ De sneakers huppelen naar haar tafel. ‘Zo, hiermee ga je direct de persoonlijke aanval in.’ ‘Ik kan niet naar haar kijken. Die speech is doorweekt van emotie, ik vind haar manipulatief en eng.’ Stegemans vraagt of meerderen er zo overdenken. Het derde deel zonder mening steekt de hand op. ‘Ze is evil,’ de stille Joachim zegt ook eens iets. Elvis ontdekt voor even het GGT-gevoel, zo moet de Grote Greta Thunberg zich voelen. Mensen durven zich uit te spreken door haar eenmansacties, ze geeft Joachim een blik van waardering.

Stegemans laat nog een stukje zien uit haar befaamde speech. Greta is boos: ‘You have stolen my dreams and my childhood with your empty words, how dare you.’ Wat een agressie heeft dat kind. Stegemans zet het filmpje stil. ‘Ik begrijp wat je bedoelt Elvis, maar ze heeft zichzelf niet gemaakt. Als het nou een knappe jongen was, zou je er dan anders naar kijken?’ ‘Natuurlijk. Haar woede irriteert mij, het werkt averechts. Alleen door haar te dwarsbomen heb ik de behoefte vanavond mijn batterijen door de wc te spoelen.’ Stille Joachim knikt instemmend. ‘Probeer haar expressie te negeren en luister alleen naar de inhoud van haar boodschap. Wat zegt ze precies? En hoe wil jij het tij keren? Dat is jullie huiswerk, maak de opdracht in powerpoint.’ Triomfantelijk chillen de sneakers weg.

Die zaterdag luistert ze met gesloten ogen naar de woorden van Greta, ‘This is all wrong. I shouldn’t be up here. I should be back in school on the other side of the ocean.’ Daar begint het al. Niemand trekt Greta onder dwang haar huis uit om haar klimaatobsessie aan de wereld te verkondigen. Elvis gelooft niet dat Greta liever op school zit, ze zeilt heerlijk de wereld over om haar jankpraatjes te houden. Het ene hotel in, het andere uit, volgestopt met ecologische producten die ze tot de nacht bewaart. Zodra ze in haar hotelkamer is, laat ze zich gaan. Dan vreet ze zich vol, smakt en boert en springt op bed voor de Maandans. Ze gooit haar staart los om wild te twerken op het getik van de regen die tegen de ramen spettert. Naakt gooit ze zich op bed waar een gigolo met baard en geitensokken op haar wacht. Snel doet hij een blinddoek voor, ‘om de spanning te verhogen‘, zo lispelt hij in haar oren. Hij houdt zijn bamboe-onderbroek aan uit angst voor de klauwen van Greta. Bang om te horen ‘How dare you!’, mocht hij te snel zijn orgasme bereiken, doet hij de blinddoek af. Greta schrikt van het licht en verandert in een Gretawolf. Haar tanden zetten zich in zijn nek, ze bijten door als een ware activiste die niet van loslaten weet. Ze huilt en lacht en schreeuwt: ‘This is all wrong. I should not be here.’ De gigolo probeert weg te komen, hij duwt haar van zich af maar Greta houdt vast als ze beet heeft. Ze spuwt vuur en ontdekt zijn onderbroek van bamboe. ‘These shitty underpants are made in China, they came here by plane! Are you kidding me?’ Ze gooit de man in zijn onderbroek de gang op en smijt de deur dicht. Greta beseft dat ze de wereld niet alleen kan redden. En die elf miljoen fans, zullen zij haar blijven volgen? Wat moet ze doen om de woede van de mens vast te houden, hun geestdrift te voeden? De mens is verpest door zijn verwende gedrag, zijn nalatigheid, de laksheid van de leiders heeft zijn weerslag op de wereld.

Greta zit alleen op haar hotelbed, ze verlangt naar rust, ze wil terug naar school, ze mist de geur van het broodje hamburger uit de kantine, de armen van haar moeder. Ze wil weer kind zijn en onbedaarlijk jammeren om een dode vogel in de tuin. Ze wil niet meer haar tranen bedwingen voor al die camera’s die haar boze blik willen vangen. Maar het is geen blik van woede, het is een blik van angst. Angst om groot te worden in een wereld die ten onder gaat. Angst voor vogels die dood uit de lucht vallen, angst voor vissen op het droge, angst voor de dag die niet meer terugkeert. Ze is bang dat het nooit meer licht wordt, bang voor de uitstervende dieren in het oerwoud, bang dat de mensheid de wereld afmaakt, Bang dat er niets meer is. Bang dat mensen haar niet aardig vinden, bang dat ze niet begrepen wordt. Bang dat mensen haar een trut, wijsneuzerig en arrogant vinden. ‘How dare you.’ Ze trekt haar pyjama aan en kruipt onder het smetteloos witte dekbed. Overduidelijk op negentig graden gedraaid, dit is zo schadelijk voor het milieu. ‘This is all wrong.’ Ze huilt zichzelf in slaap, als een bange babywolf. ‘I shouldn’t be up here. I want to go home.’

Foto door Markus Spiske op Pexels.com

De intimiteit van het geluid

Zonder regen zou het een saaie boel zijn. Elvis trapt door het diepste punt van een plas. Een vrouw met een natte hond heft met open mond haar wandelstok omhoog. Elvis hoort het niet. De regendruppels kletteren op haar capuchon, ze is samen met de regen. Niemand kan dit verbond verbreken, de intimiteit van het geluid geeft een direct verwantschap weer.
Haar wiel scherend door de plassen klinkt bevrijdend en open, alsof het na lang weerzien feestelijk wordt onthaald. Niet zoals de druppels op haar capuchon, die klinken dof, ze sluiten haar af van de rest van de wereld. Met niemand deelt ze haar geluidservaring. Als zij aan haar moeder vertelt een lijntje te hebben met regendruppels, ligt ze een dag later op de bank bij een psychiater. Daarom zwijgt ze over dingen die er echt toe doen.
Bij de Taartkamer staat ze stil terwijl ze voor het stoplicht wacht. De beslagen ruit verbergt de baksels, ze vangt nog net een glimp op van de eigenaar. Hij likt zijn vingers af en stopt ze in zijn oren. Een kind rent gillend naar buiten, de krentenbol in haar hand regent nat.
‘Rijd door trut!’ Een jongen steekt zijn middelvinger op, Elvis zwaait terug en fietst verder. Zolang ze opgeborgen zit in haar eigen wereld kan het haar niets schelen. Ze wordt overladen door regendruppels, een leger terroriseert haar, het marcheert haar capuchon over.


Ze ontdekte de geluidswereld op haar tiende. Het verbrak de eenzame uren als haar ouders aan het werk waren in hun keuken, in de aangrenzende omgebouwde restaurantschuur naast het huis. Tijdens het tekenen viel het geluid van de potloodpunt samen met het papier dat ze inkleurde. Als een symfonie gaf het de tonen weer, de tekening kreeg vorm. Daar zat ze, samen met het geluid aan tafel. Ze voelde zich niet langer alleen, het hielp haar om zich te concentreren op dat wat van belang was. Het creëren van iets nieuws bleek zoveel meer waardevol dan de leegte van het huis. Pas toen ze durfde te luisteren naar de stilte bleek hoe gevuld die was. De verwarming sloeg aan, de waterkoker bubbelde en het gezoem van de ijskast was troostend, het ging nooit weg. Sindsdien gaf ze alles een eigen leven. Het druppelen van de kraan, de aanraking van haar toetsenbord waren een met haar. Ze omsloten haar in hun vertrouwelijkheid. Op die middag leerde ze alleen te zijn.

Ze wist dat het geen zin had haar ontdekking met haar ouders te delen, ze zouden het niet begrijpen. Ze had willen vragen of zij die ervaring ook hadden maar haar ouders stelden meestal een loze vraag terug. ‘Elvis, kun je ook een keer iets aannemen zonder een vraag erover te stellen?’ Ze vermoedde dat ze vaak het antwoord niet wisten. Liever zocht ze het op dan in twee paniekerige ogen te kijken. Ze wist nu dat Neanderthalers nette gasten waren. Met grote regelmaat verschoonden ze hun bed en vervingen het met vers gras. Het oude grasbed werd in de kachel gestookt. Dat vond ze briljant, ze waren er snel bij met recyclen. Elvis vroeg waarom ze niet op dierenhuiden hadden gelegen, dat was toch veel warmer dan gras. ‘Kind’, kom nou eens met een normale vraag!’

‘Dit is toch een normale vraag?’ Haar moeders wangen gloeiden, haar ogen draaiden naar het plafond. ‘Nee, Elvis, dit is een rare vraag, hoor je me? Een hele absurde en ongewone vraag. Wat interesseert het een kind van jouw leeftijd nou hoe die primitievelingen zich voortplantten?’ Dat was een raar bruggetje. Elvis had het woord voortplanten niet in haar mond gehad. Ze had het wél meteen opgezocht. Neanderthalers deden het ruw en vooral met elkaar binnen de eigen familie. Ze waren dierlijk, ze gromden en beten zich vast in de huid van hun familielid.

Na de uitbarsting stelde ze alleen vragen die binnen haar moeders voorstellingsvermogen lagen. ‘Hoelaat eten we?’, of ‘is mijn fiets al gemaakt?’ Haar moeders afkeer vertelde iets over haar tekortkoming. De wereld hield ze klein, ondergedompeld in het geluid van onwetendheid. Gehaast gooit ze haar fiets tegen de muur. ‘Elvis, kom snel binnen, die rotregen ook.’

‘Ik vind het niet erg hoor, ik groei door de regen.’ Haar moeder legt haar jas te drogen over een stoel. ‘Ben jij nou ineens een plant geworden?’ Wat doet ze op haar yogamat als ze zo kortzichtig in het leven staat? ‘Ik weet wat je bedoelt hoor Elvis, toch houd ik meer van de zon. Je groeit mij al hard genoeg. Van mij hoeven jouw lokken niet tot de hemel te reiken. Je gaat zo hard de laatste tijd, ik zou je willen afremmen maar daar wordt helemaal niemand blij van.’ Gehaast loopt haar moeder weg, naar buiten, naar de keuken, naar de wc. Eigenlijk is ze altijd onderweg. Zat ze maar eens rustig in een stoel, ouders lijken altijd haast te hebben. Misschien komt het met de jaren, het besef van verloren tijd. Dat gaat haar niet gebeuren, zij investeert in nuttige dingen. Niemand weet hoeveel tijd er over is.

Ze opent haar computer. Als ze over de wegen in Los Angeles scheurt, slipt ze de bocht door. Dat gaat maar net goed, voordat ze het weet verongelukt ze op de digitale snelweg. Zo snel kan het gaan. De banden schuren vonken over de wegen. Ze draait aan de volumeknop van de autoradio, niets is mooier dan opgetild te worden door een geluidsopname. Hard trapt ze het gaspedaal in, gooit haar stuur naar rechts en rijdt zich te pletter tegen een boom. Sommige geluiden kun je niet in het echte leven ervaren. Dit is er een van. Pats boem. Wat een geweldig geluid was dat. Hard en definitief. ‘Elvis! Zet die herrie zachter, het lijkt verdikkeme wel een kermis hier.’ De lippen van haar moeder bewegen maar Elvis is onbereikbaar. Ze heeft alweer een nieuw leven bemachtigd, de digitale wereld is onsterfelijk. Haar banden vreten de wegen op, de motor neemt haar mee in zijn geronk, ze zweeft en lijkt zelfs voor even los van de aarde te raken. De energie van het geluid tilt haar op, zelfs met twee levens is er geen tijd te verliezen. Ze scheurt de Nevadawoestijn in, haar moeder loopt de kamer uit, haar handen tegen de oren gedrukt.

Foto door Sourav Mishra op Pexels.com

Kleine Karen in de krater

Fragment uit de roman ‘Elvis’


Met opgetrokken knieën plaatst ze haar zolen tegen de wand, ze bewegen dan weer links richting Mars, dan weer rechts naar Jupiter. De kamer met foto’s van sterren en planeten neemt haar mee een donkere wereld in.
Het patroon van haar zolen tekent kraters op de wand, hoe stevig ze ook haar schoenen afzet, ze geven niet terug, geen deining, geen geluid.
Hoe diep zakten de moonboots van Armstrong weg in het maanstof?
Ze heeft een groot ontzag voor ruimtevaarders, de drang om te pionieren op een onbekend hemellichaam vereist moed. Ze begrijpt de keuze om hem als eerste mens de maan te laten bewandelen. Zijn bescheidenheid bracht hem ver. In die tijd ging het om gedrevenheid, een vuur dat van binnen gloeide. Niemand gebruikte een zelftimer om zijn ego te vergroten, mensen zouden je verwaand vinden, een egocentrisch zelfingenomen mens.
Armstrong was een baanbreker, een maanverkenner die zijn leven gaf voor alle generaties na hem. Na zijn terugkeer werd hij als held ontvangen, scholen kregen zijn naam, hij dronk thee met de president, mensen dachten dat de roem hem gelukkig maakte. Iedereen wilde de hand voelen van de man met zijn buitenaardse aura. Zijn vingers hadden de maan aangeraakt maar niemand wist dat zijn reis een veel kleiner doel had. Armstrong wilde geen geschiedenis maken met zijn eerste stap op de maan. Gedurende de tocht in de Apollo 11 had hij nauw contact met zijn overleden dochtertje, haar armbandje droeg hij mee in zijn sok. De talisman kriebelde onder zijn linker voetzool. De vetkussens hadden door de jaren heen al heel wat doorstaan maar moesten nu het zilveren bandje verdragen dat als een slang onder zijn zenuwen kronkelde. Het maakte zijn missie nog dwingender, hij moest zo snel mogelijk van het armbandje af zodra hij op de maan was geland.
Hij verdiende door zijn heimelijke missie een sokkel, naast de Amerikaanse vlag. Na zijn eerste stappen voelde hij ondanks de gewichtloosheid, een aardse zwaarte. Tijdens de negenvijftig meter die hij aflegde, het planten van de Amerikaanse vlag, wat onderzoekjes, enkele geschoten foto’s, en wat maansouvenirs die hij in zijn tas stopte, zocht hij naar een geschikte krater. Hij had zijn kind dan wel op aarde begraven maar wilde haar laten voortleven op het meest bezongen hemellichaam.


Elvis kan haar gedachtes niet stoppen, wat moet die man wel niet hebben gedacht? Hij was net geland, op de voet gevolgd door zo’n zeshonderd miljoen kijkers, met het besef dat zijn naam onsterfelijk zou worden. Elke stap die hij zette werd ademloos meegeteld in al die huiskamers, als hij zou struikelen werd zijn naam niet aan de maandlanding gelinkt maar aan zijn valpartij. Behoedzaam liep hij over het maanlandschap. Na de plaatsing van de vlag had hij zijn vrouw beloofd te zwaaien maar dat deel sloeg hij over. Hij zou nooit serieus worden genomen na zo’n circusact, dus begon hij aan zijn tweede opdracht en zocht naar een krater met de juiste opening.
Hoe waren zijn stappen voor hij stilhield? Het was uiteindelijk toch een tweede afscheid. Hij liet iets dierbaars van zijn dochter Karen achter in een eenzame wereld. Twijfelde hij toen het ding uit zijn handschoen de krater ingleed? Had hij het terug willen pakken maar beletten zijn dikke handschoenvingers het? Of was zijn missie eindelijk volbracht en was het een opluchting, een verlossing om definitief los te laten?
Karen leeft door op de plek die haar vader onsterfelijk maakt, de maan als bekroning van zijn liefde. Zijn daad is heroïsch, in zijn verlies overwon hij de maan. Zo’n vader zou zij zich wensen, een man die grote stappen zet.


‘Elvis, kom van dat bed af, je moet naar school.’ Haar vader staat met zijn tandenborstel in de deuropening.
Zou hij ook voor haar zo’n daad stellen? Hij zou haar dood niet aankunnen. Misschien probeert hij te overleven door drank en weemoedige liedjes op zijn gitaar, maar de leegte zou hem opvreten. Hij reed zich vast te pletter of nam een overdosis slaappillen.
Ze komt het nooit te weten. De dochter van Armstrong wel, die zag alles vanuit haar eigen universum, in de dood was zij springlevend.
Ze loopt de trap af en grist een appel mee. Haar vader geeft haar jas aan.
‘Wat droom je toch Elvis?’
‘Hoe zou het zijn om in het niets te verdwijnen, opgenomen te worden in oneindigheid of een andere wereld die wij niet kennen?’
‘Waarom wil je dat weten, ik schrik ervan.’
‘Jij vraagt je toch ook weleens dingen af, hoop ik?’
‘Het lijkt me zo definitief om in een oneindigheid te worden opgeslokt.’
Opgenomen, niet opgeslokt, jij maakt een horrorversie van iets fascinerends. Astronauten hebben geen tijdsbesef meer, de tijd is oneindig, ze handelen veel doelgerichter, maken keuzes die doordacht zijn, er zijn nu eenmaal beperkingen op de maan.’
‘Ik kan me wel iets leukers voorstellen dan dat oneindige niets van jou. Trouwens, die maan is een erg overtrokken ding, hele generaties houden zich bezig met haar stand, en dan dat poëtische gehijg van mensen die de maan bezingen. Vanaf de aarde is het niets meer dan een lichtbol.’
Elvis pakt haar sleutels. ‘Kijk naar Armstrong, die was verlicht na zijn overwinning op jouw lichtbol. Je beredeneert het bestaan tot een grijs kwartet muizen.’
‘Armstrong zat onder de dope, die was zo verlicht als een veertje.’

Ze stapt op de fiets en kijkt naar boven. Kleine Karen in de krater opgenomen in de wereld van tijdloosheid. Het lijkt haar wel wat. Al die restricties, verwachtingen, alles is gerelateerd aan tijd. Haar vaders woorden van onbegrip zijn alweer verpulverd tot leegte. Wat zo betekenisvol lijkt, vervliegt mettertijd.
Kleine Karen zit daar goed in de krater op de lichtbol. Vanaf de maan gezien zijn wij niets meer dan een zwart puntje, voorbijgangers in de tijd. (……)

Foto door Pixabay op Pexels.com

De sigaar van Don Corleone

De rode brommer van de buurjongen knalt de dag in, ‘Kreidler’ staat er op de zijkant. De letters dagen haar vader uit.
‘Die jongen moet een oude ziel hebben.’ Haar vader bewondert de brommer en zou er graag een ritje op maken.
‘Moet je zien, die uitlaat heeft de vorm van een sigaar, dat is het geluid dat de Kreidler zo typeert.’ Zijn stem slaat nog net niet over.
Diezelfde middag doet hij teveel gel in zijn haar en kamt het glad tot achter zijn oren. Ze begrijpt zijn adoratie wel, het is weer zo’n jeugdsentiment. Zal zij later ook zo gevoelig worden tijdens de ontdekking van haar Iphone 8 van zolder?
De buurjongen poetst met zijn brommer, ook zijn ego op. Elvis kijkt graag naar hem. Hij kijkt dan terug, telkens als hij zijn doek in een potje doopt om het ding te laten blinken.
‘Mijn God, je lijkt wel een patjepeeër. Als je de verkeerde mensen tegenkomt slaan ze je tot moes.’ Het is logischer dat de verkeerde mensen, wie haar moeder dan ook voor ogen heeft, haar vader in elkaar slaan in zijn originele staat. Dit strakke kapsel dwingt nog enigszins respect af.
‘I’ll make him an offer he can’t refuse.’ Haar vader loopt in zijn eigen filmscène.
‘Ga jij zo naar die buurjongen?’
‘Nee, ik ga nu.’
‘Dat bedoel ik niet Bart Hammers. Ga jij op deze manier, met dat rare haar van je naar de buurjongen?’
Hij klikt twee keer zijn tong en doet zijn zonnebril op, ‘Don vito Corleone.’
Het is een uiterst vermakelijk proces om te zien hoe haar ouders elkaar ontglippen. Volgens Steven is dat normaal, ouders doen namelijk ook maar wat. Ze overschreeuwen elkaar om de bange baby in zichzelf te overstemmen. Vaders hunkeren hun leven lang naar de geborgenheid van een borst, moeders jengelen naar aandacht van een vaderfiguur. In hun jankend samenzijn wordt de groei naar symbiose geremd door een ding: seks. Ze trekken elkaar het bed in en experimenteren erop los. Haar moeder liep eens midden op de dag in een tijgerkostuum, op hakken, de trap af. ‘We zijn op weg naar carnaval’, stamelde ze.
‘Dan zit je toch echt in de verkeerde maand je feestje te vieren mam.’
Zelfs de kerstlichtjes voelden zich ongemakkelijk in de boom waaraan haar moeder steun zocht, ze knipperden zich stuk.
Stevens bericht is weer tamelijk lang. ‘Pas als ouders toegeven aan hun seksuele driften, falen ze in hun verlangen om dicht tot elkaar te komen. In het streven naar samensmelting bestaat het verlangen weer losgekoppeld te raken, waarmee het punt van onomkeerbaarheid is bereikt.’
Steven is een wijze jongen, ze merkt aan alles dat hij drie jaar ouder is maar soms draaft hij door.
‘Thanks, ik voel me nu stukken beter.’

Haar moeder kijkt naar buiten en wil het raam openen. ‘Het is toch werkelijk geen gezicht.’
Haar vader aait het leren zitvlak van de brommer, de jongen strijkt zijn haren glad.
‘Het zijn verdikkeme nog net de Blues Brothers niet.’
‘Laat hem toch.’
Elvis wil geen gedoe tussen haar ouders in een open raam.
Even later keert haar vader enigszins teleurgesteld terug. De buurjongen heeft geen oude ziel, de brommer is een erfstuk van zijn overleden opa dat hij niet van de hand wil doen.
‘We hebben wel een andere deal gemaakt.’ Zijn zonnebril glibbert van zijn hoofd.
‘Ik mag hem zaterdag lenen, als hij met jou een date mag Elvis.’
Luid klapt hij in zijn handen.
‘Je weet toch niet of Elvis dat ook wil Bart?’
Elvis rent de trap op. Waarom moet haar vader het weer verpesten? Ze is geen koe die hij kan verhandelen. Ze wil geen date met de buurjongen, hij is haar kijkobject, zo’n exemplaar dat ze stiekem vanachter haar raam observeert. Zo’n jongen die ze zich heeft toegeëigend, die troost biedt op momenten van eenzaamheid, naar haar zwaait als ze zich rot voelt. Zijn brommer op de standaard als zij thuiskomt is een geruststelling, veilig geparkeerd, dicht bij haar.
Hoe kan haar vader haar als troef inzetten? Zelfgenoegzame egoïstische seksbeluste dieren zijn het, ze tijgeren zich een weg door haar heen. Ze laat het niet toe, ze kunnen niet over haar heen jagen, haar vangen als een prooi.
De jongen start zijn brommer, de Kreidler lijkt te huilen. Ze wil niet dat hij gaat. Ze wil zich niet alleen voelen. Ze wil even boven haar ouders uitstijgen, zich verstoppen in de uitlaat van zijn brommer en als rook uit de sigaar opgaan in het niets.

Taart voor Jeder

‘Macht nichts, Frau Elvis Hammers.’ Jeder, haar Duitse docent heeft een goede bui vandaag. Meestal gaat hij uit zijn dak als een leerling zijn vak niet serieus neemt en het huiswerk verstek laat gaan. Haar Duitse schrift moet nog onder haar bed liggen.
‘Ich habe meine Jahren vergangen, ich hatte bereits meine Zukunft hinter mir. Aber du Frau Hammers, du schuldest mir was.’ Hoezo is ze hem iets verschuldigd? Jeder tekent gniffelend op het bord. ‘Backe mir einen typischen deutschen Kuchen, einen Streuselkuchen!’
De vorm op het whiteboard is overduidelijk. Gegrinnik in de klas.
‘Een taart bakken?’ Ze denkt er niet aan, ze heeft morgen een wiskundetoets en wil ook nog gamen.
‘Jawohl, Frau Hammers, einen Streuselkuchen!’ De bolle wangen van Jeder kleuren rood, de adertjes strak gespannen. Ze roepen om de taart en de suiker die hem nog vadsiger zullen maken. Hij slaat zijn handen op zijn buik en trommelt erop los. Knettergek is Jeder, dat weet iedereen. Zodra hij kan, maakt hij misbruik van alle situaties die zich voordoen.
Te laat komen betekent koffie halen, door het halen van een onvoldoende gaat zijn auto in het sop, en de strafmaatregel voor huiswerkverzuim is geheel afhankelijk van zijn bui. Vorige week moest iemand vijf dagen lang zijn hond uitlaten, een Duitse Affenpinscher. Hij nam ‘die Hedwig’ mee naar school, waarna een leerling zijn pauzes moest opofferen om het stinkbeest te laten poepen. Ze had nog nooit zo’n lelijke hond gezien, de ingeklapte neus maakte een bokser van het beest. Het had een nare uitstraling en in haar lange baard zaten etensresten verscholen.
Jeder was gek op zijn hond. Als hij haar meenam plaatste hij die Hedwig in een roze mand op een kussen in de vorm van een troon. Als de hond zich omdraaide rinkelden haar kussenbelletjes. Jeder sprong dan op: ‘Wir haben dass nicht gewusst! Leg dich hin und schweig Frau Hedwig!’ De hond was de uitspattingen van haar baas gewend en lag de rest van de les als dood op haar troon.
Jeder was meerdere malen aangeklaagd maar had door zijn veertigjarige loopbaan op school, zich altijd uit de klauwen van verongelijkte ouders weten te houden.

‘Ik moet een taart bakken voor Jeder.’ Haar moeder zit op haar yogamat.
‘Jeder? Is dat die asielzoeker?’
‘Dat is mijn docent Duits.’
‘Is ‘ie jarig?’
‘Ik was mijn schrift vergeten.’
‘Nou begrijp ik er even helemaal niets meer van. Is die man nou jarig of niet?’
‘Nee, ik was mijn schrift vergeten en nu moet ik een taart voor hem bakken.’
‘Gatverdamme, ik zit nou echt even in een heel donker gat om het licht weer te kunnen zien.’
Haar moeder gaat languit liggen en strekt haar armen uit. ‘Wat denkt die man wel? Ik sta niet toe dat jij zijn buik spekt alleen omdat je een schrift bent vergeten.’
Het is het beste haar moeder uit te laten razen. ‘En zouden wij die Beierse buik moeten vullen van onze centjes?’ Haar moeder hapt van haar appel en geeft haar bescheten blik.
‘Eerst was ik er ook op tegen. Hij kan toch niet als docent zijn eigen regels maken? Totdat er een auto naast mij stond voor het stoplicht. Ik keek naar binnen, een sukkel met een aktetas op schoot wachtte geduldig het groene licht af. Ik deed wat stappen naar achteren en keek in de volgende auto. Een chagrijn met een das om praatte luid en druk, zijn vrouw die er naast zat leek op een bulldog. Haar wangen hingen en rimpels trokken haar mondhoeken een ravijn in. Toen ik aankwam bij de derde auto zat een vrouw achter het stuur, ze keek droevig. Haar moeder op de voorbank at een boterham die ze niet lekker vond, ze gooide hem stiekem door het open raam.’
‘Waar gaat dit verhaal naartoe Elvis?’ Haar moeder slurpt de hete thee weg.
‘We hebben meer Jeders nodig, school is al saai genoeg. Ik vind het heel goed om je eigen regels te maken, waarom laten we ons leven bepalen door anderen?’
‘Ik kan merken dat je ouder wordt Elvis, ik geef je eigenlijk groot gelijk.’

Die avond bakte ze de Streuselkuchen. Als Jeder regels maakt, is ook zij vrij in haar keuze. Iemand had voorgesteld om een beetje wiet langs te brengen om in de taart te verwerken. De groepsapp van haar klas ontplofte, iedereen bemoeide zich ermee. Ze stelde zich voor hoe hij thuis met die Hedwig op schoot zat. Misschien had hij een vrouw maar het leek haar logischer door de manier van aanbidding, dat die Hedwig de enige was in zijn leven. Samen zouden ze trippen op haar taart, in een achtbaan zou die Hedwig het leven beter begrijpen en haar verwende plek op de troon opgeven. Jeder kreeg vast heimwee naar zijn tijd in Berlijn, helend zou hij terugkeren met zoveel ervaringen rijker. Ze wil hem dat niet ontzeggen, ook hij heeft recht op een uitje. De taart moet een indruk achterlaten, hij moet weten met wie hij te maken heeft. Deze bakkersactie is natuurlijk de enige en de laatste keer. Volgende week is ze haar pen vergeten en mag ze er weer een bakken.

De volgende ochtend overhandigt ze onder luid applaus de taart aan haar docent. De klas zit in afwachting maar Jeder laat de kruimeltaart onberoerd en bedankt haar nogmaals wanneer ze het lokaal verlaat.
Twee dagen later kan ze haar nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en vraagt hem of de taart lekker smaakte. Hij wrijft zich over de buik. ‘Frau Elvis, de taart schmeckte unglaublich met de juiste ingrediënten. Het was namelijk zo, Frau Hammers, dat ik de taart naar mijn moeder bracht die jarig was.’
Elvis wil weglopen.
‘Ik zal eerlijk met je zijn Frau Elvis, het was een prachtige middag. Na het aansnijden van de taart keek mijn dementerende moeder zoals gewoonlijk televisie, maar plots zette ze hem uit.’
Zal ze opstaan en zich opsluiten op de wc? Jeder gaat er voor zitten. ‘Mijn moeder is een gesloten boek, maar nu brak ze open. Ze sprak over onze tijd in Berlijn, de muur die onze families uit elkaar dreef, mijn vader die zomaar voor een auto liep. De kanaries, vissen en marmotten moesten de leegte opvullen maar de pijn van mijn moeder werd er niet minder door. Die Hedwig is de eerste die mij aanvoelt, zij komt voor mij op. Wat kan je verwachten van een vis?’ Dit kan nooit goed gaan, hij zet een valstrik waarna een schorsing volgt.
‘Samen keerden we terug naar mijn middelbare school, mijn moeder en ik. Het ging in vogelvlucht, we bezochten haar Bonbonmacherei in de Wendelstrasse, en namen onze vlucht door naar Nederland, om opnieuw te beginnen. Frau Elvis, wat wij die avond hebben meegemaakt was een zeer bijzondere ontmoeting op hoog telepathisch niveau. Af en toe bereikten we een afgrond maar we durfden tenminste de diepte in te kijken. Mijn moeder herkent mij weer, ze weet weer wie ik ben, Jonas Jeder.’
Hij geeft haar een knipoog en staat op. ‘Het is goed hoor Frau Elvis, wees een revolutionair. Er zijn teveel soldaten die commando’s opvolgen. Mensen schrijven regels voor, anderen volgen ze op. Ik zou je bijna willen vragen om morgen weer je schrift te vergeten, maar zo’n ervaring doe je maar eens in je leven op. Van mij mag ik sterven nu alle kleuren aan mij verschenen zijn.’
Hij pakt zijn tas, ze kijkt hem na. Terwijl die Hedwig haar poot optilt en tegen een pilaar aan plast kleurt de gang licht op. Het beest draait zich nog even om, richt uitdagend haar boksersneus op en laat grommend haar tanden zien.

Foto door Pixabay op Pexels.com

Wie zwijgt, stemt toe

Zijn vingers volgen de plooien van haar lijf. In cirkelvorm wandelen ze een trage tocht. Stefan heeft nooit haast, het is zijn manier van leven, zoals haar vader van slow cooking houdt en ’s morgens om zes uur de ingrediënten voorbereidt voor de maaltijd van die avond. Stefan neemt de tijd voor haar, misschien heeft hij rust omdat hij ouder is.
Jongens van haar eigen leeftijd weten nog van niets. Ze hebben geen controle over hun eigen lijf, laat staan over dat van haar. Hun klamme handjes pakken, prakken en plakken. Soms doen ze het al in hun broek voordat er nog maar iets is gebeurd. Jongens van bijna achttien zijn rustiger, ze hebben al wat meegemaakt en doen er niet zo wiebelig over.
Volwassenen doen ook altijd zo raar over seks, ze durven het woord amper uit te spreken. Toen haar lichaam veranderde en de mannelijke aandacht langzaam van moeder ook naar dochter verschoof, kwam haar moeder aarzelend met een boekje aan, met een blote vrouw op de voorkant. Een man zat geknield voor haar, met zijn hoofd tussen haar benen.
‘Kijk maar niet naar de foto voordat ik het een en ander heb toegelicht.’
Elvis keek naar de rug van de man waar een puist op zat. Aan het kapsel van de vrouw te zien kwam het boekje diep uit de vorige eeuw. Die puist konden ze in de tijd niet zomaar wegpoetsen natuurlijk.
‘Elvis, ik zeg toch, kijk niet zo naar die foto!’ Haar moeder draaide snel het boekje om, Elvis keek naar dezelfde vrouw die in een handomdraai van positie was veranderd. Met opgeheven hoofd zat ze tussen zijn knieën, haar rug zo glad als een bananenschil. ‘Mam, je hoeft me niets uit te leggen hoor, ik weet alles al.’
De mond van haar moeder stond open. ‘Er zit een koekkruimel op je tong.’
De mond sloot zich. ‘Hoezo weet jij alles al?’
‘Die dingen gebeuren gewoon, zonder hulp van zo’n boekje.’
‘Maar je bent nog zo jong Elvis.’
‘Ik ben ouder dan je denkt hoor, ik ben al bijna zestien. Bovendien is het maar een werkwoord, net zoals eten en drinken. Ik vind het allemaal niet zo bijzonder.’


Stefans rode hoofd hangt boven haar, het staat op ontploffen. Zijn blik is geconcentreerd alsof hij een ontsteker uit een bom moet zien te halen. Hij lijkt te lijden, er kan geen lachje vanaf, en als hij dan eindelijk de bom tot ontploffen brengt, is hij nog steeds op de vlucht. Zijn adem gaat zo snel alsof hij achterna wordt gezeten door de bloedhonden uit de Duitse Krimi die ze samen kijken. Zijn hoofd richt zich op van haar buik. ‘Vond je het fijn?’
Dat zijn van die stomme vragen. Jongens zijn altijd zo onzeker, die voortdurende vraag naar bevestiging is onnodig. Als ze het niet fijn vond, ging ze niet met hem om, liet ze hem niet toe in het bommenparadijs, en waren zijn handen niet om haar middel geslagen. Het woordje ‘fijn’ was ook al zo ongelukkig gekozen. Fijn is de zijde van haar jurkje, het zand tussen haar vingers op vakantie, haar pas gewassen haar, het tricottruitje.
En als ze antwoord geeft, krijgt ze minstens twee vervolgvragen. ‘Hoe fijn was het op de schaal van een tot tien, en wat vond je precies fijn?’
Daar doet ze niet aan mee. Het maakt het plat, zo plat als een pannenkoek. Je eet hem op, je vertelt de kok hoe goed hij smaakt en neemt er nog een. Woorden zijn soms onnodig, zwijgen zegt zoveel meer.
Zijn vragende blik kijkt tegen haar op. Voorzichtig trekt ze hem aan zijn hoofd omhoog, behoedzaam omdat hij zo breekbaar is. Nu hij zo boven haar hangt en haar antwoord in spanning afwacht, betreedt ze de wereld van houden van. Dat is een raar gevoel, alsof je vliegt en telkens de grond wilt voelen maar na iedere landing toch weer opstijgt.
Ze veegt een lok uit zijn ogen en draait hem op de rug. Hij kijkt opzij en opent zijn mond om voor een tweede keer de vraag te stellen. Ze legt haar vinger op zijn lippen, strijkt met haar hand zijn haar achter zijn oren en kust hem teder op de mond.


illustratie

Thijs, de vleermuisman

De twee staan in uitdagende houding. Verguisd door hun reputatie, verstoten door de bevolking. Ze moeten een ingenieus immuunsysteem hebben om zelf te overleven terwijl de rest van de wereld zich ijlend aan de spijlen van het ziekenhuisbed vasthoudt. Elvis slaat haar laptop dicht. Ze steekt haar hoofd tussen haar benen en waggelt door de kamer. Vleermuizen hebben een verdomd ingewikkeld leven.
Deze zomer bracht ze een bezoek aan een vleermuizengrot. Haar vader neemt haar nog wel eens mee naar, zoals hij het zelf noemt: ‘de kern van een aanleiding met groot gevolg.’ Zo reisden ze eens af naar de Weense kunstacademie waar Hitler werd afgewezen.
‘Als die klootzak daar aan zijn schilderijen had mogen pielen, zat zijn barbaarse geest nu in een citroenschil van een stilleven. Ik had liever een Hitler aan de muur dan aan het stuur.’ Hij trapte tegen de deur van het historische gebouw en riep dat deze afwijzing de allergrootste menselijke fout van de afgelopen eeuw was.
Vorig jaar bezochten ze de Orkney-eilanden bij Schotland. Daar ontstond in 1953 een orkaan boven de Noordzee, voer richting Nederland en eindigde in de Watersnoodramp. ‘Hoe vernuftig klein grootse dingen zijn,’ hij had met ontzag naar de dreigende lucht boven de zee gekeken.
Deze zomer reisden ze naar een vriend in Frankrijk met een zelfontworpen vleermuizengrot. Met stenen uit andere landen metselde hij de verzameling tot grot. Okergele leistenen uit Griekenland, Portugese granietkeien, cyclopenstenen uit Spanje en Marokkaanse kwartsstenen maakten er een wonderlijk onderkomen van.
Thijs, de vleermuisvriend, vertelde er veel en langdradig over. Elvis moest wennen aan zijn tempo maar stelde zijn passie op prijs. Hij leefde intens, niets ontging hem, geen bij, vogel of buurvrouw ging aan zijn aandacht voorbij. Het leven vrat hij op alsof de tijd hem zou inhalen. Daar konden haar ouders nog wat van leren, de helft van de tijd werd omgezet door zorgen om rekeningen, de economie en ander getreuzel.
Die week maakte ze een trip in de tijd. Thijs ging zo op in een verhaal dat een minuut een uur leek en een uur een dag. De week leek op een maand, en zo koppelde ze Thijs en zijn grot aan een tijdsbeleving die ze daarna niet meer zou meemaken. Haar ouders hadden een soortgelijke ervaring, maar drukten zich anders uit.
‘Thijs is een ontzettende ouwe hoer. Wat ik in vijf minuten vertel, spreidt hij over een heel uur uit,’ zei haar vader. ‘Het lijkt verdikkeme wel of we geen week, maar een jaar te logeren zijn geweest,’ sloot haar moeder aan. ‘Ik ben volledig gevloerd. Als je met hem samenwoont, moet je er een dubbelleven op na houden, met een enkel leven schiet je tekort.’
Elvis tuurde met haar oortjes in, naar de Franse wolken wiegend in de hangmat tussen de fruitbomen. Haar moeder deed dan wel zo akelig over hem maar intussen vermaakte ze zich kostelijk met Loulou, de Franse vriendin van Thijs. Ze dronken samen wijn en lachten om niets.
Haar moeder verbood Elvis de grot in te gaan, stel je voor dat de gevaarlijke virusverspreider zijn tandjes in haar nek zette? Net op het moment dat haar moeder weer in een schaterlach naar adem hapte, daalden de drie het trappetje af. ‘Kijk goed Elvis, hoe ondanks zijn omvang dit beestje de wereld in zijn greep houdt. Het draagt tientallen virussen met zich mee, wat zijn immuunsysteem onverwoestbaar maakt.’
Het bezoek viel bar tegen. Ze zag niets en liep op de tast langs vochtige stenen, bovendien rook het er vies.
‘De vleermuizenpoep is nog vers en niet ingedroogd.’ Thijs wees met de miezerige kaarsvlam aan waar de vleermuizen zaten. Ze moest het doen met twee bruine bolletjes. Ze was liever naar China gevlogen, dan zat ze pas echt bij de kern, dit was natuurlijk een placebokern.

’s Avonds aan tafel schilde Thijs appels en vertelde over de voedzame vleermuizenmest voor zijn zelfgekweekte fruit. Elvis moffelde de appel weg en voerde het aan haar buik, het voelde koud en onbehaaglijk aan.
‘Thijssssss ik zit te eten, mag het over iets anders gaan?’ Haar moeder keek naar het klokhuis op haar bord. ‘Vleermuizen zijn doodeng, ze zijn vies, het zijn vampieren en ziekteverspreiders.’ Ze had een raar bijgeluid van haar tong, Loulou schonk de glazen vol.
‘Ach ja Els, en de arrogante Fransen lopen de hele dag met een stokbrood in de derrière hun bezoek van wijn te voorzien, zodat het ongeoorloofd raaskalt over zaken waar het geen verstand van heeft.’ Thijs greep naar zijn pakje en bood haar vader en haar een sigaret aan.
‘Elvis rookt niet hoor Thijs.’ Haar moeder zei het op beduusde toon, alsof ze bang was weer een veeg uit de pan te krijgen .
‘Dat zullen we nog weleens zien.’ Thijs liep voorop, haar vader volgde en Elvis ging er achteraan.


Zwijgend keek ze naar de sigarettenrook die zich als een mist verspreidde. De zon gleed over de vallei, ze maakte een foto en stuurde hem naar Steven.
‘Sorry Elvis, je moeder heeft geen verstand van vleermuizen.’ Elvis mocht de vleermuisman wel, hij vroeg naar haar leven en zij speelde haar playlist af. Hij informeerde naar haar vrienden en zij liet enkele foto’s zien. Hij wilde haar erbij hebben, haalde biertjes en legde een vis op het vuur. Elvis keek door het raam naar binnen. Haar moeder zong mee met chansons terwijl Loulou de poten van de papegaai van rode nagellak voorzag.

Die avond bleef ze buiten met haar vader en Thijs. Ze stookten het vuurtje op en luisterden naar het hout, de vogels die langs scheerden, een uil.
Thijs reikte een biertje aan. ‘Ik kijk hoe vleermuizen de wereld zien, op zijn kop. Als we ons leven zo nu en dan niet overhoop gooien, vallen we in slaap. Als ik straks zin heb om te vliegen, dan doe ik dat.’
‘Hoe dan?’
‘In mijn hoofd Elvis, kijk naar boven. Je kunt ontsnappen door ergens naar toe te reizen. Anderen gebruiken coke, lsd of andere troep maar de puurste vorm van trippen is in het eigen schone brein.’ Hij nam een trekje van zijn jointje. ‘Dit is anders, als ik deze shit eens per maand gebruik is het veel.’ Elvis sloeg de sigaret over, ze wilde niet met haar vader de vallei door kukelen.
Thijs vervolgde zijn verhaal. ‘De vleermuis kan er niets aan doen dat de wereld eraan onderdoor gaat, het is de mens die zijn honger moet stillen.’ Hij keerde de vis nog eens om. ‘Wij creëren onze eigen ondergang. Laten we nou eens stoppen met verlangen naar meer als we op het punt van geluk aankomen.’
‘Word je gelukkig van het eten van een vleermuis?’ Elvis dacht aan de roomsoesjes van de banketbakker.
Thijs wreef zich over de buik. ‘Het zal een kortstondig gevoel van tevredenheid zijn. Net zoals het eten van apenhersenen en babymuisjes, wat die Chinezen ook graag eten.’
‘Waar word jij blij van Elvis?’ Ze wordt het gelukkigst als Steven haar buik kust en ze samen zijn. ‘Als ik met Steven praat over muziek.’
Thijs verdeelde de vis over de borden. ‘Ja, dat herken ik wel. Vroeger praatte ik ook met mijn vriendinnetje over muziek, maar het allerliefst lag ik met haar tussen de lakens, daar lag het geluk. In de intimiteit die we deelden, wat ik bij niemand anders vond.’
‘Dat doet Elvis niet hoor Thijs.’ Haar vader verslikte zich in een slok bier.
‘Niets is wat het lijkt Bart. Elvis is slechts een hartslag van je verwijderd maar hoor je haar wel? Je kent mij al zo lang, maar hoe goed ken je mij?’
Haar vader haalde zijn schouders op.
‘Zou ik jou in de val lokken, en je een vleermuis voorschotelen?’
Elvis keek naar haar lege bord. Haar vader stond op.
‘Wil jij nou zeggen dat je ons vleermuis hebt laten eten?’
‘Zeg ik dat? Is het geen hypothetische vraag? Je luistert niet en bent ingekakt Bart, ga leven.’
De volgende ochtend vertrokken ze.

Sinds die bewuste avond waren er dingen thuis veranderd. Geld speelde een minder grote rol, het leven leek onbezorgder, werk verschoof naar een tweede plaats. Haar ouders leken zich meer toe te eigenen en genoten. Ze luisterden naar muziek, dronken een mooie fles wijn, en tot groot ongenoegen van haar moeder, viel de voorbijlopende buurvrouw ook opeens op.
Deze keer was Thijs de kern van een aanleiding met een groot gevolg. Zonder toedoen van een orkaan, een historische aanzet of een artistieke afwijzing. De man nam de tijd om te praten, liet zich niet opjagen door zijn omgeving. Hij zette de wereld op zijn kop en daagde zijn vrienden uit.
Thijs durfde te vliegen, verlegde zijn grenzen. Hij spreidde zijn vleugels, liet zijn tanden zien en vloog verder tot zijn brein openknalde als een parachute. Zijn landing zorgde voor een omwenteling.
Elvis sloot haar ogen. In haar hoofd vloog ze voorbij. Thijs zwaaide en opende zijn armen. Hij omhelsde de wereld. Ze voelde zijn adem in haar nek. Niemand ontkwam aan Thijs de vleermuisman.

Foto door Jen Healy op Pexels.com


De sandalen van Stegemans

Het grote raadsel van het leven is dat niemand weet hoe we dood gaan. Nou, lekkere binnenkomer van Stegemans op de maandagochtend. Vertel jouw visie over wat zich na de dood afspeelt. Wat een opdracht. Hij had de klas al gewaarschuwd geen onderwerp te schuwen, als docent maatschappijwetenschappen moet je nu eenmaal gevoelige kwesties bespreekbaar maken. De opdracht is een opmaat naar de grotere vraagstukken, euthanasie, de donorwet.
Een onrustig gekuch gaat samen met gedraai op stoelen en veel gesteun, afgesloten door een diepe zucht van haar buurvrouw. Zo’n tut met teveel make-up. Elvis trekt haar tafel iets verder naar zich toe. Als ze straks dood van haar stoel valt is die stinkparfum de oorzaak. Zouden ze daar achter komen, bij een autopsie? ‘Euroknallerparfum oorzaak dood scholiere.’ Ze moet zich focussen en probeert haar neusgaten dicht te houden tijdens het ademhalen.
Elvis heeft wel een idee wat haar te wachten staat als zij straks levenloos op de grond ligt. Haar lichaam sterft maar haar ziel gaat over in een andere energie. Ze heeft het ergens gelezen en kan zich er goed in vinden. Het lijkt haar geweldig om meegenomen te worden in een andere wereld. Natuurlijk wil ze zo lang mogelijk leven maar als ze dan gaat, is de overgang naar een nieuwe dimensie geen eng vooruitzicht voor haar.
‘Elvis, probeer duidelijk te omschrijven hoe die overgang eruit ziet. Zo voorkom je te blijven steken in vage begrippen.’ Stegemans leest aan haar tafel mee.
‘Wat bedoelt u?’
‘Wat ik bedoel te zeggen is, dat ‘iets anders’ naar niets verwijst. Wat is er zo anders aan dat ‘iets’, en wat is dat ‘iets’?
Ze haalt haar wenkbrauwen op.
‘Zie je, volgens mij ben je het spoor nu al bijster.’
Kijk hem lopen op z’n sandalen, bij elke stap poppen zijn zwarte voetzolen op.
Ze probeert zich het leven na de dood iets concreter voor te stellen, en verbeeldt zich hoe ze de grens over gaat, de aarde verlaat en in een tunnel van licht loopt. ‘Volg de discolampen’, staat er op een bord. Dat doe ze dan ook, want als ze daar als enige loopt en niemand haar hoort, heeft het geen zin te roepen: ‘Loop naar de hel, ik ga mijn eigen weg!’
Na een slentering door de Lege Laan bereikt ze een vlakte met fruitbomen en een wijngaard. ‘Afblijven!’, staat er op een tweede bord maar waarom zou ze? Ze loopt immers alleen in een veld waar camera’s ontbreken, dus plukt ze wat fruit en propt haar wangen vol met druiven. Door het hoge gras nadert ze een kruispunt waar ze een keuze moet maken. ‘De weg terug’, ‘Mijn familie’, ‘Op weg’, ‘De vrienden.’
Uit angst om herenigd te worden met familie of vrienden waarvan ze misschien opnieuw afscheid moet nemen, kiest ze ‘Op weg.’ Dat is toch wel het verdrietigste aspect van de dood, afstand nemen van de mensen die je lief zijn.
Als ze ‘Op weg’ is, krijgt ze al snel heimwee. Had ze maar gekozen voor ‘De weg terug’, dan was ze misschien weer tot leven gekomen na de hartstilstand door de parfum van die make-uptrut, en kon ze weer terug keren naar het aardse, in plaats van te dwalen in deze nieuwe wereld.

Elvis kijkt opzij. Het meisje trekt aan haar kauwgomsliert, ‘Is er wat?’
‘Wat is er?’
‘Val dood.’
‘Sterf.’
Ze laat zich niet afleiden en nadert een reuzenrad waarin ze plaats neemt, er is verder niemand op een kleuter na, die ze op schoot neemt. Samen bewonderen ze het uitzicht van wolken en velden, luchtwegen en een enkel verdwaald persoon.
‘Ben jij ook op weg?’
Het meisje knikt, ‘Ik wil eigenlijk terug maar nu loop ik met jou mee.’ Tijdens de wandeling drinken ze uit de bron van ‘Eeuwig duurt het langst’, die water geeft waarvan je na elke slok een jaar jonger wordt. Het meisje vertelt dat ze negenenveertig was toen ze stierf maar door haar dorst steeds jonger werd. Elvis zal dan snel in een baby veranderen en misschien opnieuw geboren worden.
Stegemans tikt vanachter op haar schouder. ‘Elvis, jij gaat zelfs een stap verder, je bent al aan het reïncarneren. Als je dan toch zo ver bent, bedenk dan in welke vorm je wilt terugkeren, een kat, een hond, een tijger?’
Waar bemoeit die man zich mee, ze wil terugkeren als een baby. Een baby met een vader en een moeder. Een originele moeder. Niet haar moeder Els, die wel lief is en haar best doet, maar die toch niet haar echte moeder is. Ze mist een voelbare aansluiting, ze zijn niet met elkaar verstrengeld geweest, ze is niet door haar gebaard.
Haar buurvrouw spuit nog wat parfum op. Elvis hoopt op een hartstilstand. Ze is niet bang voor de dood, wie bang is voor de dood kan geen gas geven. Als je jezelf dat niet toestaat, is de geboorte een volstrekt zinloos voorval. Dan kun je net zo goed stoppen met ademen en je in de grond verstoppen. Het is een mooie zin om haar essay mee te eindigen. Ze wil het inleveren en schuift haar stoel naar achteren.
‘Zo, leef jij ook nog?’
Elvis snuift haar neusgaten dicht. ‘Doe je helm op straks.’
‘Ik heb geen scooter.’
‘Dat dacht ik wel.’
De Nike Air Bethlehems sloffen voorbij. Zou Stegemans gas geven in zijn leven? Die sandalen zeggen namelijk niets, zij geven slechts een signaal af, het zijn de voetzolen eronder die het verhaal vertellen. Zo ziet Elvis het leven. En wat de dood betreft, daar is ze nog lang niet aan toe.

Foto door Guillaume Hankenne op Pexels.com