Mijn aardse Elvis

Wat wil het hoofd van haar? Els baant zich een weg door het stof, ze moet gedachtes archiveren, de boel op orde krijgen. Haar stoel wiebelt heen en weer, de pompoen van haar pantoffel zijgt mee.
‘Mam, houd er eens mee op. Is het niet jouw yogadag?’
Wat een brutaliteit om haar weg te zetten als onstabiel schepsel. Bart gniffelt, hoe kan het ook anders, die twee zijn bondgenoten. Sinds de geboorte van Elvis lijken de armen van Bart van fluweel, Elvis vindt zelden rust in die van haar moeder. Het ligt aan haar, ze heeft moeite met ontwapenen, het bemoeilijkt de weg naar verzoening. Na een strijd van woorden volgt een zwijgen waar zoveel meer wordt gezegd. Zij moet als opperhoofd de wijste zijn en met een levensles haar dochter van wijsheid voorzien.
Het is een beproeving om telkens tegen de koppigheid van Elvis aan te lopen, ze zou beter moeten weten en een stapje terug kunnen doen maar ze bespringt de vulkaan waar lava zich een wig tussen beiden vormt.
‘Els, ze heeft wel een beetje gelijk, het is geen slecht idee om een yogalesje te pakken.’

Af en toe beloopt ze het afgelegen pad om ergens weer op die driesprong uit te komen. Haar band met Bart is sterk, hij begrijpt haar met een blik, een wederzijds verlangen als verbinding van jaren maar Elvis boort een nog diepere laag van hem aan. Zij hoort aan zijn loopje hoe de stemming is, een snelle tred op sokken verbeeldt de lichtheid van zijn bestaan. Els pakt hem dan van achteren bij de schouder om de fanfare binnen te halen terwijl Elvis verstilt tijdens deze voorbode van naderend onheil. Ze leest haar vader beter, ze vertaalt een soms onleesbaar schrift. Els leest liever niet alles, ze wil nog iets te raden hebben, zich laten verrassen.
Het is een onbeschrijflijk proces van liefde, het groeit en neemt af, keert terug en neemt zo nu en dan revanche.
‘Mag ik misschien met mijn voet wiebelen of wonen we een begrafenis bij? Moet jij eens kijken hoeveel mensen er hun voet bewegen tijdens een uitvaart. Ik heb daar weleens op gelet, niemand zit er stil.’
‘Niemand is hier dood mam, iedereen is springlevend, maar jij wiebelt zo hard dat ik er helemaal gek van word.’
‘Dan ga je toch ergens anders zitten?’
Straks gaan ze weer beiden tegen haar in, dat wil ze voorkomen. Het verlamt haar, ze kan het niet ontduiken, ze moet het aanvaarden. De band tussen die twee is onwrikbaar, daar wil ze niet tussenkomen. Ze heeft veel geprobeerd om Elvis binnen te laten, de ramen open gegooid, de deur uit zijn sponning gelaten. Elvis stapt over de drempel, kan haar spontaan omhelzen en haar beurs kussen maar ze neemt nooit lekker plaats. Ze lijkt te twijfelen en wordt al snel ongedurig. “Jouw onrust springt op haar over,” zegt Bart weleens. Het voelt als een falen als je dochter niet bij jou aanklopt maar een deur verder aanbelt.
De tijd moet opgepakt worden, het is misdadig haar kind zo snel volwassen te zien worden, Elvis heeft gedachtes die haar tot nadenken zetten. Het zou andersom moeten zijn, zij zou haar dochter naar een hogere zetel moeten tillen om van daaruit overzicht te houden op wat er in de wereld gebeurt. Het leven valt nauwelijks bij te benen, alles scheert langs haar heen, ze kan het niet pakken, ze houdt het niet vast, is ze net aan een nieuwe telefoon gewend, een maatschappelijke opvatting, een ander idee, staat de omwenteling alweer voor de deur. Laat het stoppen, de haast, het gewin, de massa.
Hier in huis moet ze klaar staan met een mening. Mag ze ook eens ergens niet over nadenken? Bart is een lopende tweet. Hij twittert over al zijn ongenoegens en deelt zijn vreugde met onbekenden. Het is zonde van de tijd, hij had een wijngaard kunnen aanleggen, het dak is ook aan vernieuwing toe, wie zit er op zijn mening te wachten?
Elvis trekt haar jas aan.
‘Je hebt gelijk Elvis, ik voel me onrustig. Het is het weer, de wind die me van slag brengt. Die hele klimaatverandering ontwricht niet alleen de wereld maar ik voel me er ook door belazerd. Hadden we niet eerder op de rem kunnen trappen? De mensheid gaat in vlammen op omdat wij alles willen beheersen, we zijn pedante wezens die deze aarde niet verdienen.’
Els schopt haar pantoffel uit. ‘Wat een misvatting. Mocht er ander leven zijn in onze kosmos, kom ons dan alsjeblieft halen. Alles beter dan verdrinken in de Noordzee.’
‘Jij mag alleen instappen hoor, in zo’n schotel. Ik blijf liever op aarde.’
Bart trekt zijn sneakers aan.
‘Zo’n vaart loopt het niet hoor schatje, ik zou wel over een jaar of vijftien zo’n rubberbootje aanschaffen.’
‘Ik meen het Bart.’
Ze pakt haar yogamat.
‘Door jullie staat mijn hoofd op springen.’
Barts sneakers ogen bleek.
‘Hebben wij het weer gedaan.’


‘Is het niet eenzaam, op die mat alleen thuis?’ Elvis geeft haar een kus.
Wat wordt ze mooi, de laatste weken lijken de meisjesachtige trekken over te gaan in die van een vrouw, het gaat zo snel.
‘Dat is nou het mooie aan yoga Elvis, tijdens meditatie open je je hart en kom je in verbinding met je omgeving.
‘Niets voor mij, het klinkt als de koekoek van een klok.’
Ook Bart geeft haar een kus, een ferme op haar mond. Zijn baardje schuurt over haar kin, haar onbehouwen aardse man.
Behoedzaam legt ze haar matje neer, de deur valt in het slot. Ze sluit haar ogen en laat de spanning uit haar lijf vloeien. In haar ademhaling komt ze tot rust, haar buik gaat zachtjes op en neer. Een lichtgroene hemel openbaart zich, bloemstengels trekken haar uit een moeras, zo rustig is het nooit geweest. Een diffuus licht daalt op haar neer. Een kopje met twee oortjes komt boven de zilvermatte schotel uit, een vinger wenkt haar. Zonder twijfel stapt ze over en kijkt nog even naar beneden als de schotel opstijgt. Het voetbalveld ligt er verlaten bij zo in de regen, daar fietst Elvis.
Els wenkt haar, nu kan ze nog mee. Elvis schudt haar hoofd, ze leest.
‘Het is goed zo mam, ik red me, maar kom je wel weer snel naar huis?’