Tijd voor volwassenheid

Ze hoort steeds vaker hoe snel ze volwassen wordt, hoe haar lichaam zich schikt naar haar geest, wijs en in balans. Over die laatste opmerking denkt ze na, het heeft iets weg van een valse vergelijking maar de vriendin van haar moeder is ervan overtuigd, ze maakt grote stappen tijdens de adolescentiecyclus.
‘Te midden van conflict en chaos houd jij je staande Elvis, petje af.’
Met een groots gebaar strijkt ze haar denkbeeldige zonnehoed als een penseel in de lucht om met een diepe buiging te eindigen voor Elvis’ voeten.
‘Waar anderen rebels tegen de maatschappij en alle soorten van gezag aantrappen, kijk jij het aan en sta je erboven. Je lijkt gezonden, bijzonder kind, wie weet red jij ons van de ondergang.’
‘Nou Elvis, een groter compliment kun je niet krijgen.’
Haar vader geeft haar een knipoog, hij veracht Joyce net zoals zij. De meeste ouders hebben wel een vriend of kennis die anders is, meestal de leukere mensen in een gezelschap. De mensen die een ander pad zijn ingeslagen, die reizen en met verhalen en littekens terugkomen, gescheiden zijn en hun leven ontdekken, op slag verliefd worden en weer terugkeren na een avontuur op een slagschip varend langs de Amerikaanse westkust. Mensen die in het moment leven omdat morgen alles anders kan zijn, die een brand overleefden of een ziekte hebben gesloopt. Dat zijn vrienden die Elvis graag bij haar ouders ziet. Toch loopt er af en toe een gek tussen, een Joyce, hunkerend naar aandacht en waardering, doorgedraaid uit verdriet en verwoest door eigen leed. Haar hond is voor haar ogen doodgereden door een dronken buurman maar volgens haar moeder is er meer aan de hand. Je kunt niet doordraaien na de dood van je hond.
Je kunt toch door van alles doordraaien? Haar vermeende volwassenheid benadert al aardig een kortsluiting in haar hoofd. Volwassenen oordelen zo snel, ze zien een buitenkant, een lichaam dat verandert, een geest in ontwikkeling terwijl zij van binnen in strijd is, de tijd wil terugdraaien, wil wegkruipen, de geur van haar moeders haar wil opsnuiven, de ruwe handen van haar vader wil voelen als ze achter op de fiets zit en zij haar armen om zijn winterjas klemt.
Ze wil in verwondering blijven, de regen die haar tong bedruppelt wanneer ze omhoog kijkt achterop diezelfde fiets, huivert van de regenval onder het schijnsel van de lantaarnpaal. Ze is niet volwassen, ze komt zo heldhaftig over maar dat is ze niet. Niet altijd.
Het is een buitenkant. De geest vormt zich, nieuwe gedachtes overheersen, vraagtekens staan in een rij wachtend op een antwoord dat soms uitblijft. Wie zegt dat alles veilig blijft, bij wie kan ze schuilen wanneer dat nodig is? Ze wil zo onafhankelijk mogelijk worden, niet wachten tot iemand een vangnet spant waarin ze loslaat en zich gedachteloos laat vallen.
Volwassenen bedoelen het aardig maar deze opmerking verontrust haar, ze heeft het gevoel zich te moeten waarmaken. Ze wil het nog niet, ze wil geen beslissingen nemen, keuzes maken met verstrekkende gevolgen, ze wil onzichtbaar zijn, onwetend zonder naïef te zijn, kinderlijk onoplettend, onnauwkeurig en onstabiel. De onmacht omarmen, schreeuwen en gillen, janken en krijsen, en dat gevoel aan de juiste woorden plakken zodat ze het kan benoemen. Nu kan ze zich verliezen aan iets groots dat zich plots aankondigt en haar opslurpt.
Noem het heimwee, zie het als angst voor het verloren gaan. Is het nostalgie? Hoe zal het zijn als ze de muren van een lokaal inwisselt voor een volwassen versie? Hoe ziet de uitwisseling eruit, wat krijgt ze ervoor terug? Misschien is ze verknipt en is ze haar tijd ver vooruit, of zit er een oude ziel in haar verborgen. Ze zal nog een paar jaar naar school moeten fietsen met het besef dat dit ook weer voorbij gaat.


‘Het is allemaal zo vluchtig’, haar vader slaat zijn arm om haar heen.
‘De tijd gedijt in een warme jas als je jouw leeftijd hebt. Alsof hij er nooit uit wil kruipen, glijdt hij voort naar de volgende dag en versleept hij de uren naar een ander jaar. Als je ouder wordt zul je merken dat hij die jas niet meer kan verdragen, hij werpt hem uit en is ongedurig want hij heeft haast. De warme tijd verandert in de kilte van een schema, anders redt hij het niet. Een uur is niets, een dag schiet tekort in de week, iedere maand is er het gemis van tenminste zeven dagen en elk jaar word je ouder, terwijl je omziet in verlangen naar tijdloosheid.’
Ze weet niet wat ze moet zeggen, ze weet ook niet wat ze voelt, het is een mengeling van onbegrip en angst voor de toekomst, de arm die ooit wordt vervangen door een andere, een vreemde die ze nog niet kent, een ontmoeting die zal plaatsvinden in een andere omgeving.
Een schaaltje met olijven wordt door Joyce onder haar neus gedrukt, ‘daar houd jij niet van, dat weet ik. Daarmee val je door de mand. Kinderen van jouw leeftijd houden van chips, ik zal het even voor je halen.’
‘Die vrouw weet ook niet wat ze wil, net nog was je onze ver volwassen redder in nood.’
Haar vader trekt haar naar zich toe.
‘Kijk d’r lopen als een binkie, ik zou weleens willen weten hoe ze mij ziet.’
Joyce zet de schaal op Elvis’ schoot en neemt plaats op de bank.
‘Dat is mooi Elvis, die tweedeling van jou. Daar kunnen die ouders van jou een puntje aan zuigen. Jij weet wanneer je je volwassen kant kunt laten zien en wanneer je het scherm weer laat zakken en wij je kinderlijke kant weer mogen aanschouwen. Dat doe je namelijk als het veilig en vertrouwd is, bij mensen om je heen die om je geven. Kijk, jouw ouders hebben dat evenwicht nooit gevonden, ze zijn nog steeds zoekende naar een passend balans. Maar een balans past nooit, dat is niet te vangen in een vorm, dat dient zich op een gegeven moment aan, soms na jaren van inspanning of ontspanning. Als het er is, geeft het rust. Als het wegblijft, is het ook niet erg maar dan zit je zoals in dit geval, met jouw ouders opgescheept.
Begrijp me niet verkeerd, ze zijn uitermate lief en gezellig, onderhoudend en grappig, maar volwassen zijn ze nooit geworden. Tegelijkertijd is dat hun charme en de reden van onze vriendschap, er moet natuurlijk iemand zijn die ze in het gareel houdt.
Volwassen worden is saai, je levert je leukste jaren van onschuld in en krijgt een hoop zorgen op je bord. Die kun je laten liggen en je kunt ze oplossen. Dat is de keuze die je maakt, dat geldt ook voor verdriet, daar loop je voor weg of dat onderga je. En in al die jaren word je ouder en leer je dat alle pijn onvermijdbaar maar sleets is. Je moet het ervaren en het gaat weer over. Pijn, na pijn, na pijn.’
Haar vader recht zijn rug en doet een greep naar de chips, ‘zoals na jouw overleden hond, Binkie?’
Joyce schuifelt wat op het kussen en staat op.
‘Ik heb nooit een hond gehad Bart, en stel dat dit wel zo was, zou ik hem nooit Binkie noemen. Zo’n kinderlijke naam past bij een marmot maar niet bij mij. Ik ben een bloedhond, hoor je me, een vechthond. Binkie, die naam wil ik nooit meer horen.’

Foto door Gelatin op Pexels.com